Het onderbeen bestaat uit twee lange botten: het scheenbeen en het kuitbeen. Het scheenbeen draagt het meeste gewicht en vormt samen met het uiteinde van het dijbeen (het bovenbeen) het kniegewricht. Uw scheenbeen kan breken door een ongeval, botontkalking of door aantasting van een tumor. Er kan onderscheid gemaakt worden tussen een verplaatste en een niet-verplaatste breuk. Bij de verplaatste breuk zijn de botstukken verplaatst en bij de niet-verplaatste breuk liggen ze nog bij elkaar.
Een gebroken scheenbeen is te herkennen aan de volgende klachten:
- U kunt niet meer op het been staan.
- De scheenbeen doet erg veel pijn.
- Het been ligt in een onnatuurlijke houding.
- Er is een stuk bot te zien dat uitsteekt.
Als u denk dat uw scheenbeen gebroken is, neem dan direct contact op met uw huisarts of de huisartsenpost. Leg in de tussentijd uw been gestrekt neer en hou uw been hoog door een aantal kussens eronder te leggen. Zorg ervoor dat u de eventuele wond(en) afdekt met een steriel kompres.
De behandeling van een scheenbeen breuk wordt gedaan in het ziekenhuis. Afhankelijk van de breuk wordt er besloten of een operatie nodig is. Tijdens de operatie worden de botdelen met platen en schroeven aan elkaar vast gezet. Na een operatie moet u uw been een aantal dagen omhoog houden en krijgt u bloedverdunners om te voorkomen dat er bloedpropjes ontstaan in het been.
Na een operatie of behandeling begint een revalidatieperiode. Het doel hiervan is dat u uw been weer kunt bewegen zoals u deed voor de breuk. U krijgt oefeningen om de beweeglijkheid te bevorderen, om uw evenwicht te herstellen en om voldoende kracht in de gewrichten te krijgen.
Neem direct contact op met uw huisarts of de huisartsenpost als u het vermoeden heeft dat uw scheenbeen is gebroken.
Voordat u belt, doorloop eerst deze vragen.
Start