Mensen met Pervasive Developmental Disorder Not Otherwise Specified (PDD-NOS) hebben bovengemiddeld veel autisme kenmerken, maar niet genoeg voor een diagnose voor een autistische stoornis. Bij PDD-NOS zijn er wel vaak problemen op sociaal gebied, maar geen grote problemen in gedragspatronen, activiteiten en interesses. Tegenwoordig wordt deze diagnose niet meer gegeven, maar mensen die vroeger de diagnose kregen, kunnen deze nog steeds gebruiken. Nu wordt er één overkoepelende diagnose gegeven: ASS (autismespectrumstoornis). PDD-NOS wordt in het Nederlands pervasieve ontwikkelingsstoornis genoemd. Dit betekent dat het de totale ontwikkeling beïnvloed, zoals op sociaal gebied, de motoriek, gevoelens, relaties en de omringende wereld.
PDD-NOS is erfelijk, maar ook omgevingsfactoren spelen een rol. Iemand heeft genetische aanleg voor PDD-NOS, maar of die persoon ook daadwerkelijk PPD-NOS krijgt, is afhankelijk van de omgeving.
PDD-NOS is te herkennen aan de volgende kenmerken:
- Moeite met het verplaatsen in anderen.
- Achterstand of beperkingen in de sociale vaardigheden, sociale contacten of interactie met anderen.
- Verminderde communicatievaardigheden.
- Houterige motoriek.
- Eigen gewoontes hebben en interesses die niet verder gaan dan een aantal onderwerpen.
Ieder kind met PDD-NOS is anders en de kenmerken van PDD-NOS komen bij het ene kind meer voor dan bij anderen.
Doordat iedereen met PDD-NOS zijn eigen beperkingen en kenmerken heeft, is een behandeling verschillend per persoon. Regelmaat, structuur en voorspelbaarheid kan iemand met PDD-NOS helpen. Ook leert uw kind om te gaan met onzekerheden, waardoor uw kind meer zelfvertrouwen krijgt.
Een behandeling bestaat uit een combinatie van:
- Psychotherapie. Hierbij wordt er geleerd hoe iemand met PDD-NOS met zijn emoties om kan gaan.
- Psycho-educatie. Hierbij wordt er uitleg gegeven over de diagnose. Ook wordt er verteld hoe anderen kunnen reageren op PDD-NOS en wordt u beter voorbereid op onverwachte situaties.
- Sociale vaardigheidstraining. Hierbij worden sociale vaardigheden aangeleerd en geoefend waardoor omgaan met anderen makkelijker gaat.
- Mogelijk medicatie.
Als u hoort dat uw kind PDD-NOS heeft, kan u veel vragen hebben. Deze kunt u bespreken met de hulpverlener. De hulpverlener legt uit wat voor gedrag bij de diagnose van uw kind hoort en wat u zelf kunt doen om het makkelijker te maken. Vaak heeft uw kind met PDD-NOS moeite met veranderingen en nieuwe (onverwachtse) situaties. U kan de volgende adviezen opvolgen om uw kind te helpen:
- Let op of uw kind plotselinge stemmingswisselingen krijgt. Het kan zijn dat uw kind een situatie meemaakt die lastig voor uw kind is.
- Geef extra uitleg en aandacht als er iets verandert in het leven van uw kind. Een verandering kan voor u klein lijken, maar kan voor uw kind heel moeilijk zijn.
- Zorg voor structuur met een planner of een app.
- Als uw kind erg last heeft van prikkels, kunt u voor uw kind oordoppen kopen.
Als u kenmerken herkent van PDD-NOS, bespreek dit dan met de schooldokter, het consultatiebureau of de huisarts. Wanneer de huisarts denkt dat uw kind PDD-NOS heeft, wordt uw kind doorverwezen naar een specialist.
Voordat u belt, doorloop eerst deze vragen.
Start